Verhaal

Het verhaal speelt aan het begin van de 17e eeuw in een Vlaams dorpje. Hier woont een zwangere vrouw, Elisabeth, met haar dochter Kathelijne. De vrouw is een expert op het gebied van kruiden, en is bij een gedeelte van de bevolking geliefd, en bij een ander deel gevreesd. Ze zou een heks kunnen zijn. Haar man sterft als hij een kruidenboek ophaalt in de grote stad, en hiermee verdwijnt ook de enige getuige die zeker kan zeggen of het kind van hem is, of verwekt is met het Zaad van Satan, en dus een duivelskind is.  

Thomas, de zoon van de meier van het dorp, heeft een oogje op de dochter. Anna, die Thomas ook wel ziet zitten, stookt de bevolking tegen haar op en slaagt er in Kathelijne tot heks te laten verklaren en te laten veroordelen tot de brandstapel. De lokale macht, de pastoor en de meier, laat zich meeslepen in de mennerij van het volk. Ook een smeekbede van Thomas richting zijn vader helpt niets.  

Enige wat de machthebbers doen is moeder Elisabeth nog eenmaal de gelegenheid geven haar dochter te bezoeken, terwijl zij al met een kap over het hoofd op de brandstapel staat. De van het feest dronken bevolking merkt niets. Tijdens dit bezoek verwisselt ze van plaats met haar dochter, en geeft haar en haar geliefde de gelegenheid te vluchten. De pastoor is onder de indruk van deze opoffering en biedt in een gebed zijn plaats in de hemel aan aan deze vrouw. Als de volgende dag de brandstapel wordt aangestoken heeft de bevolking niets in de gaten.

Bekijk de personages